De doop

De doop door onderdompeling is een logisch vervolg op de bekering. De geestelijke betekenis van de doop wijst dan ook in belangrijke mate terug naar die bekering: dat is immers wat de doop zichtbaar wil maken.

De doop is als een soort begrafenis (zie Romeinen 6:4), maar dan zonder treurstemming. Op symbolische wijze wordt het oude leven afgelegd, zoals ook het natuurlijke lichaam wordt begraven. Het oude leven is uitgeleefd en moet ‘dood’ zijn. Na het sterfgeval (de bekering) volgt de begrafenis (de doop). Vervolgens wordt het nieuwe leven zichtbaar in het opstaan uit het ‘watergraf’, wat tevens verwijst naar de opstanding van Jezus en naar onze toekomstige opstanding uit de dood.

De doop is een uniek hoogtepunt. Het is de afronding en het zichtbaar maken van een geschenk van God: je hebt een nieuw, eeuwig leven ontvangen en dat wil je laten zien. Het is niet iets waarvoor je je schaamt of wat je wilt wegstoppen. Zo is de doop een uiting die getuigt van echte bekering.

Gehoorzaamheid aan de Bijbelse doop is ook gehoorzaamheid aan Jezus. Deze gehoorzaamheid houdt ook in, dat het niet nodig is om eerst antwoorden te hebben op al je vragen voordat je ‘klaar’ bent om je te laten dopen. Integendeel, in de Bijbel staan verschillende voorbeelden van mensen die zich zonder commentaar laten dopen (zoals de Ethiopiër in Handelingen 8:35-38). Je moet er natuurlijk wel enige basiskennis over hebben. Maar een eenvoudige Bijbelse ‘verkondiging’ is dus in principe voldoende.

De Bijbelse doop is echter geen zaak van dwang. Er moet sprake zijn van een vrijwillige handeling. Iedereen mag zelf zijn eigen tempo bepalen.